Gepubliceerd op 11-11-2021

losbreken

betekenis & definitie

brak los, heeft (1), is (2, 3, 4) losgebroken:

1. door breken los doen worden b.v. met een breekijzer enz. losmaken, afscheiden: planken, stenen losbreken;
2. door breken zich losmaken, bevrijden (uit de boeien, gevangenis): de hond is losgebroken;
3. door breken, brekende losgaan: de touwen braken los;
4. met geweld in beweging komen; plotseling met hevigheid uitbarsten eig. en fig.: het onweer brak los; het scheen of de hel was losgebroken.

< >