1. bn., bw. (superlatief van lief, ook van gaarne, graag): dat is zijn liefste kost; ik wil nu liefst studeren, bij voorkeur, zo mogelijk; ik werk des morgens het liefst, bij voorkeur; nog: (spottend-afkeurend) en dat nog wel, nota bene b.v. visites maken in zo’n regen en liefst zonder paraplu!
Opm. Als bw. meestal het liefst;
2. liefste, m. en v. liefsten (beminde).