m. liefhebbers (1 persoon, die van iets houdt, iets gaarne doet; 2 iem., die zich met iets bezighoudt, zonder vakman te zijn; dilettant, amateur; iem., die lust tot iets heeft, zich voor iets aanmeldt; vrijwilliger):
1. een liefhebber van boeken, van het schaakspel; een liefhebber van roken enz.;
2. er zijn veel liefhebbers voor dat baantje.