legde (lei of leide), h. gelegd (geleid) (factitief van liggen: doen liggen): een kind te bed leggen, een hond aan de ketting leggen; een pleister op de wonde leggen; hoepels om een vat leggen; bij uitbr. de vogels leggen eieren; bezetting in een stad leggen; iem. leggen, (worstelen) op de grond doen liggen, zodat hij met beide schouders de grond aanraakt; zegsw. iem. de kaart leggen, waarzeggen uit de kaarten; de zweep over de paarden leggen, ze aanzwepen; bekwaamheid aan de(n) dag leggen, tonen; de hand aan iets leggen, er mee beginnen; zie as, hand, hoofd, laag II, schoot, weg I; refl. zich te slapen leggen.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk