Gepubliceerd op 11-11-2021

leen

betekenis & definitie

1. o. lenen (gesch. goed inz. grondbezit, waarvan iem. het vruchtgebruik kreeg, eerst gedurende zijn leven, later met het recht het aan zijn erfgenamen na te laten): een goed in leen geven; zie zwaardleen, spilleleen;

2. in de bijw. uitdrukkingen: te leen geven, vragen, ontvangen, ook: ter, in leen.
3. v. lenen (Z.-N. leuning).

< >