lapte, h. gelapt (1 verstellen; een of meer lappen op iets zetten; herstellen, in orde brengen; 2 behendig verrichten, slim uitvoeren; 3 met een zemen lap schoonmaken; 4 Z.-N. klappen geven):
1. een paar schoenen laten lappen; een ketel doen lappen;
2. ik zal ‘m dat wel lappen, klaarspelen; alles er door lappen, verbrassen; zie laars;
3. de glazen of ruiten lappen;
4. iem. lappen.