Gepubliceerd op 11-11-2021

kwartier

betekenis & definitie

o. kwartieren, in bet. 7 gmv., kwartiertje (Fr. quartier, Lat. quartarium: 1 vierendeel, inz. van een uur; 2 bovenwoning; Z.-N. [gemeubileerde] kamers; 3 stadswijk; 4 onderdeel v. e. wapen[schild], bewijs van adeldom; 5 schijngestalte, phase der maan; 6 streek, landstreek, oord; 7 lijfsgenade; 8 tijdelijke huisvesting v. e. soldaat):

1. het is een kwartier gaans, kwartier vóór zes;
2. dat is een ruim kwartier;
3. in welk kwartier van de stad woont hij?
4. in een wapenschild kunnen tal van kwartieren zijn;
5. het eerste, het laatste kwartier;
6. het kwartier van Nijmegen;
7. zegsw. geen kwartier geven. mil. geen lijfsbehoud schenken; om kwartier vragen;
8. in kwartier liggen; de winterkwartieren betrekken.

< >