v. krullen, krulletje;
1. kruivormig d.i. omgekromd schaafsel: de krullen wegvegen;
2. het krullen: er is geen krul in het haar;
3. plantenziekte: de perzik heeft de krul;
4. sierlijke, gebogen pennetrek: een handtekening met fraaie krul;
5. gekruld lokje, haar bundeltje enz.: een weerbarstig krulletje; de krul in een varkensstaart.