Gepubliceerd op 11-11-2021

koers

betekenis & definitie

m. -en (Fr. cours [Lat. cursus]: 1 loop, vaart, richting inz. v. e. schip; 2 van munten: omloop, gangbaarheid; 3 beurst. geldprijs of marktprijs van munten, effecten, wissels en geldsoorten; 4 Z.-N. wedren):

1. de afgelegde koers bedroeg die dag 50 mijlen; een verkeerde koers nemen, richting; fig. hij is van de koers, hij is de koers kwijt, d. i. van het rechte spoor, fig. in de war;
2. munten buiten koers stellen;
3. de koers van het zilver; koers van uitgifte; de koers verlagen;
4. de koersen te Oostende.

< >