bn.; klammer, klamst (1 kleverig door vochtigheid; inz. vochtig door waterdamp, zweet; 2 vochtig-koud, kil, verkillend; 3 een gevoel van beklemming, verlamming gevend, lit. t.):
1. het lichaam klam van bloed; klam van zweet;
2. linnen is in de regel klam; het klamme voorhoofd van den stervende; het klamme zweet;
3. een klamme angst.