Gepubliceerd op 11-11-2021

kittig

betekenis & definitie

I. bn. (1 flink, rap, kwiek; 2 van kinderen, jongelieden: levendig, pittig; van meisjes: aantrekkelijk, lief, aardig; 3 van meisjes en vrouwen: keurig, net, puntig;

4 fel, vurig, vinnig inz. van paarden; 5 van bewegingen: rap, pittig, energiek):
1. een kittig oud mens, kras;
2. zo'n kittig kereltje; wat een kittig ding;
3. een kittig meisje;
4. kittige paardjes; kittig op iets, tuk op;
5. met kittige pasjes;

II. bw.

1. van wijze: kittig lopen;
2. van graad, min of meer gew.: die put is kittig diep, aardig.

< >