m. (1 het geheel der neigingen v. e. kind; 2 gemoedsstemming als bij een kind, bij [de] kinderen; 3 gezindheid van de kinderen, v. h. kind ten opzichte van hun ouders):
1. de kinderzin is grillig;
2. de jonge vrouw vol kinderzin; waar kinderzin en onschuld wonen;
3. uit vroomheid en heilige kinderzin, gevoel van kinderplicht.