o. -spelen (1 spel, gespeel van kinderen, knapen of meisjes; 2 kinderachtig, beuzelachtig bedrijf van volwassenen: beuzelarij; 3 iets waaraan belang, betekenis, ernst, waarde moet worden ontzegd: onbeduidend iets, wissewasje; 4 een spel, een der spelen, waar kinderen zich mede vermaken):
1. voor mij den 70-jarige past geen kinderspel;
2. een erbarmelijk kinderspel, de verlichting met Bengaals vuur;
3. dat lijkt, schijnt (maar) iem. houdt iets voor kinderspel; iets is maar (of: nog, of: nog maar) kinderspel, is vergelijkenderwijze van geen gewichtige bet.; dit is daar maar kinderspel bij; dit of dat, het is geen kinderspel, het is geen kleinigheid, het is ,,geen gekheid”, diepe ernst; 4. kinderspelen als touwtjespringen; als collectief: het Kinderspel in de 17de eeuw.