Gepubliceerd op 11-11-2021

keus, keuze

betekenis & definitie

v. keuzen (1 de daad, de handeling van het kiezen; het kiezen; 2 het kiezen of verkiezen van iem. voor een ambt, waardigheid; Z.-N. spreekt, steeds keus en m.: verkiezing, stemming; 3 de gelegenheid, de vrijheid, de macht om te kiezen; het kunnen of mogen kiezen; 4 voorkeur, voorliefde, uitverkiezing; 5 de zin, waarin zich iems. voorkeur heeft bepaald; 6 iems. verkiezing, dat wat iem. gekozen heeft; 7 iets of iem., dat, wien men verkieslijk vindt; 8 verscheidenheid, waaruit men kan kiezen, ruimte of voorraad om uit te kiezen; 9 uitgelezen verscheidenheid van gelijksoortige zaken):

1. een, de keuze tussen, het door kiezen beslissen ten voordele van ’t een of ’t ander; de keuze ener schilderij; een keuze doen; iems. keuze valt op iets; naar (eigen) keuze, eigen verkiezen; 2. bij deze vacature is de keuze bepaald tot ingenieurs van Delft; Z.-N. hoe zal het aflopen met de keus?
3. de keuze hebben, mogen kiezen; men laat, geeft, biedt iem. de (vrije) keuze; er is (of: men heeft) geen (andere) keuze, slechts één ding kan gedaan worden; ter keuze van, te mijner keuze; uit vrije keus; 4. zijn keuze bepalen, vestigen, laten vallen op; de vrouw van iems. keuze;
5. met de keus van mijn onderwerp zal ik u, lezer, verrassen; 6. dat is een vreemde keus;
7. die kleur zou mijn keus niet zijn, zou ik niet kiezen;
8. er is keus genoeg; grote keuze regenjassen;
9. met een keuze van zijn vrienden verscheen hij; drie soorten of keuzen (Fr. choix) laken.

< >