kermde, h. gekermd (1 kreunend, steunend klagen, a) van lichamelijke pijn, angst enz., b) van droefheid, gebrek enz.; 2 kreunend, klagend laten horen, zeggen;
3 een klagelijk-kreunend geluid geven):
1.
a) het kermen der gewonden van pijn,
b) kermen onder nameloze smart;
2. gelukkig, kermde Eline;
3. de ijzeren bouten kermden jichtig.