Gepubliceerd op 11-11-2021

kauwen

betekenis & definitie

kauwde, h. gekauwd (fijnmalen met de tanden, van spijzen om ze gereed te maken om doorgeslikt te worden, van genotmiddelen om er de smaak van te genieten): het voedsel goed kauwen; op een strootje, potlood (zitten te) kauwen, knabbelen; tabak kauwen, pruimen; sirih kauwen.

< >