Gepubliceerd op 11-11-2021

katje

betekenis & definitie

o. katjes (1 aar van een eenslachtige bloem en in haar geheel afvallend; 2 kleine poes; 3 hoorn van porseleinslak, Lat. cypraea):

1 de wilg, de kastanje, de berk, hebben tot katjes verenigde bloemen;
2 een speels katje; zegsw. zij is een katje, kribbig, nestig meisje; zij is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken, weet zich te weren, is een bij-de-handje, weet van zich af te bijten; zie b a a n 1;
3 de zeer kleine soort katjes (of: kauri’s) wordt in Afrika en Z.-Azië als pasmunt gebruikt;

nog: Z.-N. katje spelen, krijgertje; zie k a t.

< >