Gepubliceerd op 11-11-2021

kasteel

betekenis & definitie

o. kastelen, kasteeltje (o.-Fr. castel [Lat. castellum = kleine vesting]: burcht, sterkte, kleine vesting; later: heerlijk [buiten]slot; schaakstuk in de vorm van een ronde vestingtoren): zegsw. luchtkastelen of kastelen in de lucht bouwen, hersenschimmen najagen.

< >