maakte kapot, h. kapotgemaakt (1 stukmaken of -breken; 2 van dieren of plat: doden):
1 het speelgoed kapotmaken;
2 een varken kapotmaken; evenzo: kapotslaan, kapottrekken, kapotvallen enz.
Gepubliceerd op 11-11-2021
betekenis & definitie
maakte kapot, h. kapotgemaakt (1 stukmaken of -breken; 2 van dieren of plat: doden):
1 het speelgoed kapotmaken;
2 een varken kapotmaken; evenzo: kapotslaan, kapottrekken, kapotvallen enz.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: