m. kampioenen (Fr. champion: 1 Middeleeuwen: plaatsvervanger van een tot de wapenhandel onbevoegde of onbekwame; 2 bij uitbr. iem., die het voor een ander, een zwakke, een vrouw, met de wapens opneemt; 3 kampvechter in een steekspel; 4 voorvechter; 5 iem., die voor een idee met woord en daad ijvert; verdediger, voorstander; 6 sport: persoon, die in de wedstrijd [of: op al de wedstrijden] het van alle mededingers heeft gewonnen):
1 vond een vrouw geen kampioen, dan ... ;
2 Frieslands kampioen;
3 de kampioenen reden in het strijdperk;
4 voor de legers stonden de kampioenen strijdvaardig;
5 kampioenen voor recht en vrede;
6 wereldkampioen;
nog: De Kampioen, bekend sportblad.