o. kabinetten (Fr. cabinet, eig. kleine cabine: 1 ouderwets fraai meubelstuk; inz. met deuren gesloten kastje van fijn en kostbaar materiaal, met laatjes en loketten; 2 zaal of galerij voor kunstvoorwerpen of zeldzaamheden: de verzameling zelf, 3 klein [privaat] vertrek; 4 bestekamer, W. C.; 5 werkvertrek van een vorst; [België: van een hogen ambtenaar]; België: de tijdelijke medewerkers van een minister, door hem zelf aangesteld; 6 de hoge regering; de gezamenlijke ministers):
1 een eikenhouten kabinet;
2 een kabinet van schilderijen, munten;
3 een klein kabinet was zijn werkkamer;
4 (opschrift) kabinet;
5 hij werd geleid in het particuliere kabinet van den vorst; België: directeur in het kabinet van een minister;
6 een nationaal kabinet, een ministerie, waarin al de grote partijen des lands vertegenwoordigd zijn; een rechts kabinet, een ministerie der Christelijke partijen; nog: kabinet der Koningin, a) college van personen bestemd voor werkzaamheden, die onmiddellijk onder de Koningin plaats hebben, b) algemeen staatsarchief.