1 bn. (1 v. personen: vol vrolijkheid en opgewektheid; de pret beminnende; 2 v. zaken: uitgelaten; prettig, pleizierig):
1 het jolige Dikkertje; een jolige broer, een leuke vader;
2 in jolige stemming; een jolig feest;
2 bw. (op jolige wijze);
joligheid, v.