v. -en (buurt, welke in hoofdzaak of uitsluitend door Joden wordt bewoond; de bewoners); verg. ghetto;
jodendom, o.(de gezamenlijke Joden; de Joodse denkwijze, leer; de Mozaïsche leer);
jodengenoot, m. -genoten (Jood geworden heiden; proseliet);
jodenkerk, v. -en (synagoge); een leven als in een jodenkerk of het lijkt hier wel een jodenkerk, gezegd, wanneer ergens allen door elkaar schreeuwen; jodenkerkhof, o. -hoven (begraafplaats der Joden); op een jodenkerkhof staan de grafstenen overeind;
jodenkers of jodenkriek, v. -en (tot de familie der nachtschaden behorende sierplant; Lat. physalis);
jodenlijm, v.;
jodenpek, o.; zie aardpek.