herleefde, is herleefd;
1. opnieuw, andermaal leven: in de lente begint de natuur te herleven;
2. fig. opleven, weer tot bloei komen: na de oorlog gaan handel en nijverheid herleven; men kan de moed, de hoop, doen herleven, opwekken;
3. herademen: nu herleef ik weer.