Gepubliceerd op 11-11-2021

hek

betekenis & definitie

o. hekken; in het alg. traliewerk van staken of latten; afscheiding of omheining uit staken, staven, palen enz.; raam- of traliewerk tot sluiting v. e. toegang, afsluitend latwerk; als een deur draaiend traliewerk: een ijzeren hek, een stevig hek; in het hekje zitten, doophek (van de doopmoeders); zegsw. de hekken(s) (of: bordjes) zijn verhangen, de omstandigheden zijn veranderd; zie dam.

< >