Gepubliceerd op 11-11-2021

heengaan

betekenis & definitie

ging heen, is heengegaan;

1. weggaan, vertrekken: mijn hand er op, ik zal heengaan; ga heen, a) aansporing om te vertrekken, zijns weegs te gaan, b) bevel om zich te verwijderen: scheer je weg, met klemtoon op heen; ga heen uit mijn ogen;
2. zich (op weg) begeven; er op uitgaan om iets te verrichten, zich opmaken tot: gaet henen, neemt u eene vrouwe (Hos. 1:2), gaat (dit of dat) doen;
3. verlopen: er (of: daar) gaan drie uren mee heen; nog: zegsw. daar ga je heen, dat is nu nog maar het begin; de burgemeester gaat heen, neemt zijn ontslag; hij is heengegaan, gestorven, overleden.

< >