Gepubliceerd op 11-11-2021

gunnen

betekenis & definitie

gunde, h. gegund (1 gaarne hebben, dat iem. iets krijgt of heeft; 2 toestaan, verlenen, toewijzen; 3 laten):

1. ik gun hem dit voordeel van harte; iem. de klandizie gunnen; het is je gegund!
2. de uren, ons nog gegund; de aanbesteding is hem gegund; iem. de eer het genoegen gunnen, zich geen rust veroorloven;
3. iem. geen tijd gunnen; zegsw. ik gun je de pret, (ir.) ik benijd u dit genoegen niet.

< >