eig. Lat. pomum granatum, appel met pitten,
1. v. granaten (sier- of kasplant met scharlakenrode, foksia-vormige bloemen; Lat. punica granatum, oorspr. uit Klein-Azië; vrucht van de granaat; met kruit gevulde kanonskogel; handgranaat);
2. m. granaten (‘n rode edelsteen; granaatboom);
3. o. stofn. (rood edelgesteente).