v. godsspraken (1 antwoord, uitspraak door of vanwege een godheid; 2 raadsel-, wonderspreuk; 3 datgene, waardoor de godheid antwoord geeft; dat, wat antwoord geeft; plaats, waar orakels gegeven worden; 4 in Christelijke zin: goddelijke openbaring, profetie):
1. de dubbelzinnige godsspraken van Apollo;
2. hul de godsspraak (orakeltaal) van uw zangen in tonen, die het hart verstaat;
3. in Delphi, waar een overoud orakel of godsspraak was;
4. de heilige godsspraken van het Oude Testament.