1. v. -en (gave, schenking): een kleine gift ontvangen; beloften en giften; een huwelijksgift; een milde gift voor de armen, d. i. aalmoes; iedere gift zal welkom zijn, kleinigheid; rechtst. gift onder de levenden, schenking onder de levenden; giften van hand tot hand, waarbij de overeenkomst wordt voltrokken door de overlevering van de zaak;
2. gift, gif, o. giften (vergift, venijn); fig. het gift der tweedracht.