Gepubliceerd op 11-11-2021

gezin

betekenis & definitie

o. gezinnen (1 de leden ener huishouding; 2 in engere zin: ouders en kinderen; vrouw en kinderen met uitsluiting van den huisvader):

1. de boer zat met zijn gehele gezin (vrouw, kinderen, meiden, knechts) aan tafel; de leden van het gezin;
2. het hoofd van het gezin; hij gaat met zijn gezin op reis.

< >