Gepubliceerd op 11-11-2021

geworden

betekenis & definitie

gewerd, is geworden, in bet. 1 en 2; in bet. 3, 4, 5 alleen in de infinitief (1 te beurt, ten deel vallen; 2 ter hand komen, ontvangen, krijgen; 3 klaarkomen; overweg kunnen inz. met ontkenning; 4 ongehinderd zijn gang met iets gaan, inz. met laten; 5 worden, terechtkomen, inz. met zullen);

1. die beloning zal hun geworden;
2. uw brief is mij geworden;
3. ik kan er niet mee geworden; niet met iemand kunnen geworden;
4. laat hem maar geworden, begaan;
5. wat zal er nog van hem geworden?

< >