Gepubliceerd op 11-11-2021

geur

betekenis & definitie

m. -en (datgene, waardoor het reukorgaan wordt aangedaan; inz. in gunstige zin: aangename reuk, welriekende lucht, parfum): de geur van het gebraad, de geur van wierook, van rozen, seringen; de geur van de wijn; iron. wat een geur; zegsw. iets in (al zijn) geuren en kleuren vertellen, d.i. met vermelding van alle bijzonderheden; nog: in een geur van heiligheid leven, sterven, als heilige beschouwd worden; verkl. geurtje.

< >