Gepubliceerd op 11-11-2021

geslacht

betekenis & definitie

I. o. -en (1 gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijken stamvader: edeler dan familie, minder aanzienlijk dan stamhuis; 2 alle wezens van nature tot dezelfde soort behorend; groep; 3 gezamenlijke personen van een bepaald tijdstip; 4 sekse, kunne; 5 spraakk. bepaalde klasse, groep [van naamwoorden]):

1. een aanzienlijk geslacht;
2. het menselijk geslacht; de leeuw behoort tot het geslacht der katten;
3. het opkomende geslacht, generatie; van geslacht tot geslacht overgeleverd;
4. het schone, het zwakke, het tedere geslacht, de vrouwen (enigszins iron.);
5. het mann., vr. of onzijdig geslacht;

II. o. (1 het geslachte vee in zoverre het aan accijns onderworpen is; 2 de belasting op het geslacht, in bet. 1):

1. belasting op het gemaal en het geslacht;
2. de pachter van het geslacht.

< >