Gepubliceerd op 11-11-2021

gareel

betekenis & definitie

o. garelen (Lat. garellum: leren halsgordel van een trekdier; bij uitbr. de trekstengen aan de halsgordel; fig. boei, band, kluister): een trekdier in ’t gareel slaan, voor de wagen, de ploeg spannen; fig. iem. in het gareel slaan, iem. in slaafse afhankelijkheid aan zich onderwerpen; iem. in het gareel spannen, duchtig aan de arbeid zetten; ook van onzelfstandige personen, die zich blindelings laten leiden; in ’t gareel lopen, arbeiden, zwoegen; in 't zelfde gareel lopen,

a) nauw aan elkaar verbonden zijn,
b) altijd samen zijn, een zelfde werk hebben; volkst. greel.

< >