I. m. of v. (Fr. [Lat. flos = bloem]: bloei, bloeitijd); in de (of: in volle) fleur zijn; de fleur is er af, frisse ongereptheid, glans;
II. v. -en, fleurtje (vistuig bestaande uit een angel, uitgezet a. e. hengelstok, voorzien v. e. klosje, waarop een deel der lijn gewonden is om af te lopen wanneer de vis bijt);
III. v. -en (aardappel).