Gepubliceerd op 11-11-2021

elkander, elkaar

betekenis & definitie

(d. i. elk-ander, de een de ander; wederkerig):

1. wederk. vnw. zonder voorzetsel: zij helpen elkander; je ziet elkander niet meer;
2. met voorzetsel inz. om een onderlinge aansluiting of snelle opvolging uit te drukken: bij elkander, bijeen; in elkander, ineen; met elkander, tezamen; achter elkander, achtereen; nog: dicht in elkaar schrijven, ineengedrongen; iets voor elkaar brengen, klaar krijgen.

Breek af: elk-ander, elk-aar; spreekt. mekaar.

< >