dweilde, h. (1), i. (1, 2) gedweild (1 reinigen met een dweil; 2 stud. langs de straat slieren; boemelen):
1. de stoep dweilen, de gang dweilen;
2. Rudolf van Brammen hield van dweilen.
Gepubliceerd op 11-11-2021
betekenis & definitie
dweilde, h. (1), i. (1, 2) gedweild (1 reinigen met een dweil; 2 stud. langs de straat slieren; boemelen):
1. de stoep dweilen, de gang dweilen;
2. Rudolf van Brammen hield van dweilen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: