Gepubliceerd op 11-11-2021

duister

betekenis & definitie

I. bn.; duisterder, -st (1 niet licht; donker; 2 op geestelijk gebied: zonder geestelijk licht; moeielijk op te helderen, niet goed te begrijpen; onduidelijk, verward):

1. een — vertrek, een -e nacht;
2. -e woorden; het blijft — voor me, ik begrijp het niet; de -e toekomst, onbekend; de -e Middeleeuwen, vol dom bijgeloof;

II. bw. (in niet duidelijke termen, bewoordingen): deze brief is — geschreven;

III. o. (duisternis): in het — zitten (Z.-N. de duisteren, m.);

-heid, v. -heden (1 het duister zijn; 2 het niet gemakkelijk te begrijpen of te verklaren zijn; 3 hetgeen niet gemakkelijk te begrijpen is):
1. de — van de winternacht:
2 de — van een betoog;
3. profetieën vol duisterheden.

< >