m. draken (Lat. draco: 1 monster, gewoonlijk voorgesteld in de vorm van een slang, met horens, vleugels en vurige ogen; 2 wapenk. een soortgelijk wezen met aan de rug twee vlerken; ook: versieringsmotief op Chinees porselein en kunstvoorwerpen; de Chinese vlag; 3 benaming van diersoorten o.a. een soort van hagedis: vliegend draakje, Lat. draco volans; 4 een vlieger, jongensspeeltuig, gew.; 5 ton. stuk zonder kunstgehalte, met overdreven op het effect berekende taferelen; 6 onmogelijk mens, kledingstuk enz.; 7 sterrenk. sterrenbeeld):
1. de — als bewaker van schatten; St.-Joris met de —;
2. de — in het wapen van Bosch van Drakenstein;
3. op Java zijn de draken onschuldige diertjes; 4. kleurige draken stonden in de lucht;
5. welk een — is de Aran en Titus van Jan Vos (1620—’67)!
6. een — v. e. juf; een — v. e. hoed;
7. de — is een noordelijk sterrenbeeld; nog: zegsw. de — steken met iem. of iets, spotten.