Gepubliceerd op 11-11-2021

draaien

betekenis & definitie

draaide, h. (1,2,4,5,6,7,8), i. (2,3) gedraaid (1 om een middelpunt of spil doen bewegen; 2 om een middelpunt of as zich bewegen; 3 wenden, keren; 4 draaiend doen ontstaan of zijn vorm geven aan; 5 aan de draaibank werken; 6 onoprecht zijn; uitvluchten zoeken; 7 Z.-N. duizelig zijn; 8 Z.-N. goed gaan),

1. een rad —; zie rad;
2. de aarde draai in 24 uren om haar as; de letters — mij voor de ogen, dansen; het draait mij voor de ogen, het duizelt mij; om de zaak heen —,
a) niet de zuivere waarheid zeggen,
b) niet precies zeggen, wat men wil;
3. de wind draait; zegsw. met alle winden —, de huik naar de wind hangen; zie huik; 4. pillen —, ballen —; zie loer, stukjes;
5. hij bleef staan —;
6. dat eeuwige — van dien man;
7. Z.-N. ik begin te —; 8. Z.-N. die zaak draait niet; zie ook pot.

< >