Gepubliceerd op 11-11-2021

bus

betekenis & definitie

I. v. bussen (Gr.-Lat. buxis: eig. bus van buxushout: 1 cilindervormige blikken trommel; blikken doos voor allerlei doeleinden; afkorting van brievenbus, armenbus enz.; 2 ondersteuningsfonds bij ziekten of begrafenissen tegen betaling van bepaalde premies);

1. een bus voor thee; groenten uit de bus; een brief op de bus doen; met de bus rondgaan, collecteren; Z.-N. de bus v. e. wiel, naaf; zegsw. dat sluit als een bus, ter dege, zeer degelijk, fig. is zeer logisch; in de bus moeten blazen, op kosten gejaagd worden, vero.;
2. dokters, die v. e. bus moeten leven; z. donderbus, haakbus, schiettuig.

II. m. bussen; zie omnibus: er loopt nog een bus.

< >