o. bureau’s, bureautje (Fr. [Lat. bura = wollen stof; eig. met wollen stof bedekte schrijftafel]: 1 schrijftafel [met vakken]; 2 afdeling; 3 kantoor voor ambtswerkzaamheden; 4 gebouw; kamer van een tak van dienst; 5 het personeel, dat in een bureau werkt; 6 voorzitter en secretaris van een vergadering, vereniging):
1. een bureau-ministre;
2. bureau voor ....;
3. bureau van een dagblad;
4. bureau van politie;
5. het bureau was voltallig;
6. de werkzaamheden v. h. bureau; nog: bureau voor de industriële eigendom, bewaarplaats der tekeningen of modellen der fabrieks-, handelsmerken (Den Haag).