v. breedten, breedtes (1 afmeting van iets loodrecht op de lengteas; 2 min of meer brede oppervlakte, strook inz. van een stof in haar volle breedte; baan; 3 aardr. de afstand van een plaats op de aarde tot de evenaar, gemeten langs de door die plaats gaande meridiaan, uitgedrukt in graden):
1. de breedte v. e. weg, een kamer; zegsw. het moet uit de lengte of uit de breedte, op een of andere wijze moet het (nodige geld) gevonden worden;
2. hoeveel breedtes hebt gij nodig voor die gordijnen?
3. op 20 graden noorderbreedte.
