I. borduurde, h. geborduurd (1 met de naald figuren en bloemen werken op of in stoffen: zijde, linnen enz.; 2 fig. verdichtend, overdrijvend opsieren of opsmukken):
1. een kussen borduren; bloemen borduren op fluweel;
2. ik geloof hem niet, hij is gewoon nog al te borduren.
II. zn. o.: het borduren behoort tot de fraaie handwerken.