I. o. boeken (1 een samengebonden of genaaid aantal bedrukte, beschreven bladen, papier, perkament enz., een geschrift over enig onderwerp bevattende; 2 hoofdafdeling van een enigszins uitgebreid letterkundig, werk; 3 een ingebonden aantal bladen papier, bestemd voor aantekeningen of met zodanige aantekeningen beschreven; 4 benaming ener hoeveelheid):
1. een boek opensnijden; het Boek Gods, het Boek der Boeken, de Bijbel; het boek der natuur, de natuur; dat spreekt als een boek, spreekt van zelf (van zaken); spreken als een boek, a) boekachtig, onnatuurlijk, b) overtuigend (v. personen); dat is voor hem een gesloten boek (of: een boek met zeven zegelen), daar heeft hij geen begrip van;
2. de boeken des Bijbels, de 24 boeken van de Ilias;
3. de boeken van een koopman, een aantekenboek(je); het boekje van den slager, te boek staan, a) als schuldenaar opgeschreven staan voor een zeker bedrag,b) bekend staan als; een boekje van (of: over) iem. opendoen, iems. misslagen en gebreken blootleggen; buiten zijn boekje gaan, zijn bevoegdheid te buiten gaan;
4. een boek papier bestaat uit 25 vel, vroeger 24; een boekje bladgoud bestaat uit 250 blaadjes.
II. m. boeken (Z.-Holl. en N.-Holl.: ter zijde uitstekend sieraad aan het oorijzer).