Gepubliceerd op 11-11-2021

boeg

betekenis & definitie

m. boegen (1 v. e. paard: voorschenkelgewricht; schouders; borst; 2 scheepst. voorste gebogen gedeelte v. e. schip aan weerszijden van de voorsteven; een der beide voorschiphelften aan weerszijden van de voorsteven):

1. dat paard is stijf in de boeg;
2. een schot vlak in de boeg; zegsw. nog heel wat werk voor de boeg hebben, voor de borst hebben; het over een andere boeg wenden (of: gooien), het schip over (of: op) een andere zijde leggen, en van koers veranderen, fig. a) iets op andere wijze beproeven, b) aan het gesprek een andere richting geven; bij deze laatste zegsw. bet. voorschiphelft.

< >