Gepubliceerd op 11-11-2021

blik

betekenis & definitie

I. m. blikken (1 oogopslag; het gedurende enige [meestal korte) tijd zien naar iets; 2 uitdrukking van de ogen, inz. met een bepaling) :

1. een blik werpen op; zijn blikken richten naar; bij de eerste blik; in één blik; met één blik overzien;
2. een dreigende blik; een blik van verstandhouding; nog: de scherpe blik van den zeeman, gezichtsvermogen, oog; een goede blik op iets hebben, kijk; iem. met een brede blik, ruime blik, met brede opvattingen.

II. bn. (open, bloot inz. term in het kaartspel): de kaarten liggen blik, omgekeerd, zodat men kan zien, wat er op staat.

III. o. in bet. 2 blikken (1 dun geplet metaal inz. vertind plaatijzer; 2 voorwerpen van blik, ook wel van ander metaal):

1. blik van koper, ijzer, zink, messing;
2. veger en blik, plat huisgereedschap om stof enz. weg te dragen; vlees in blikken, bussen; z. blikje.

< >