Gepubliceerd op 11-11-2021

bijl

betekenis & definitie

v. bijlen, bijltje (slag- of hakwerktuig): de snede, de steel, het huis, de rug v. e. bijl; zie aks; zegsw. er met de grove (of: brede) bijl inhakken, a) grof verteren, b) ruw aanpakken of te werk gaan, c) grote woorden gebruiken, snoeven; de bijl ligt alree aan de wortel, aan de stam, de boom gaat men vellen, fig. de gerechte straf zal hem treffen, Matth. 3 : 10; het bijltje er bij neerleggen, (voorgoed) ophouden met werken, z. vork.

< >