Gepubliceerd op 11-11-2021

bezeten

betekenis & definitie

1. bn. (eig. een boze geest in zich hebbende, krankzinnig, dol, dwaas; ook: zeer kwaad): zegsw. van den duivel bezeten zijn, in diens bezit of macht zijn, z. Matth. 9 : 32-33; door speelwoede bezeten; ben je bezeten?

2. bezetene, m. en v. en: hij tiert als een bezetene, waanzinnige.

< >